Wettelijk kader
De wet van 22 mei 2014, gewijzigd door de wet van 30 juli 2018, vertrouwt de opdracht van de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s bij de verkiezing voor de Kamer van volksvertegenwoordigers toe aan het Federaal Planbureau.
Wet betreffende de doorrekening door het Federaal Planbureau van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen bij de verkiezing voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, officieuze coördinatie
Wet van 22 mei 2014 betreffende de doorrekening door het Federaal Planbureau van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen bij de verkiezing voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, zoals gewijzigd door de wet van 30 juli 2018, officieuze coördinatie
Artikel 1.
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder:
- politieke partij: de vereniging van natuurlijke personen, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, die aan door de Grondwet en de wet bepaalde verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de parlementen van de Gewesten en de Gemeenschappen deelnemen en die, binnen de grenzen van de Grondwet, de wet, het decreet en de ordonnantie, de totstandkoming van de volkswil beoogt te beïnvloeden op de wijze bepaald in haar statuten of haar programma;
- verkiezingsprogramma: de gezamenlijke uitgangspunten, doelstellingen en voorstellen van een politieke partij voor een bepaalde periode volgend op de verkiezingen;
- prioriteitenlijst: het document waarop een politieke partij aanduidt wat voor haar de bij voorrang te realiseren beleidsvoorstellen zijn in haar verkiezingsprogramma, en dat een minimum van drie en een maximum van vijf prioriteiten bevat”;
- doorrekening: een berekening op korte en middellange termijn van de gevolgen voor de overheidsfinanciën, de koopkracht en de werkgelegenheid van de diverse inkomensgroepen, voor de sociale zekerheid en alsook van de impact op het milieu en de mobiliteit die inherent verbonden zouden kunnen zijn aan de uitvoering van de prioriteitenlijst. De nadere regels hiervan worden vastgelegd in overleg tussen het Parlement en het Federaal Planbureau dat daartoe tweemaal per jaar plaatsvindt.
- “verkiezingen”: de verkiezingen met het oog op de algehele vernieuwing van de Kamer van volksvertegenwoordigers bedoeld in artikel 65 van de Grondwet.
Art. 3.
Elke politieke partij die een vertegenwoordiger heeft in de Kamer van volksvertegenwoordigers, moet de doorrekening van haar prioriteitenlijst laten uitvoeren door het Federaal Planbureau.
Art. 4.
Het Federaal Planbureau kan voor de doorrekening van de prioriteitenlijst van de politieke partijen een beroep doen op andere instanties. Het Federaal Planbureau en deze instanties zijn gehouden aan de vertrouwelijkheid met betrekking tot alle informatie en verrichtingen die betrekking hebben op deze doorrekening.
Art. 5.
De prioriteitenlijst wordt ten laatste honderdvijftien dagen voor de verkiezingen overgezonden aan het Federaal Planbureau. Ten laatste vijfenzeventig dagen voor de verkiezingen zendt het Federaal Planbureau een ontwerp van de doorrekening aan de politieke partijen over.
De politieke partijen beschikken over de mogelijkheid om over de ontwerpdoorlichting te overleggen met het Federaal Planbureau en kunnen hun voorstellen aanpassen. De politieke partijen moeten ten laatste vijfenveertig dagen voor de verkiezingen hun opmerkingen over dit ontwerp overzenden aan het Federaal Planbureau. Ten laatste dertig dagen voor de verkiezingen wordt de definitieve doorrekening door het Federaal Planbureau bekendgemaakt. De gegevensuitwisseling over de prioriteitenlijst en de ontwerpdoorrekening tussen de politieke partij en het federaal Planbureau is vertrouwelijk en mag aan geen enkele andere politieke partij of derde worden meegedeeld.
Art. 5/1.
De toepassing van deze wet maakt het voorwerp uit van een evaluatie na de eerste verkiezingen volgend op de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Art. 6.
Deze wet treedt in werking op 26 mei 2014.